Communiceren van apparaten en objecten met elkaar via internet gaat een hoge vlucht nemen. DevLab speelt er op in.
Lampen in een kantoortuin die met elkaar communiceren via kleine computers. In het kantoor van ingenieursbureau Van Mierlo in Eindhoven wordt letterlijk het licht geworpen op de nabije toekomst. In een proefopstelling staan 28 ledunits via draadloze sensoren met elkaar in verbinding.
Gebruikers stellen hun persoonlijke voorkeur in en het systeem gaat aan de slag. Als de zon schijnt, wordt de hoeveelheid kunstlicht verminderd. Bij bureaus die niet zijn bezet brandt weinig of geen licht. „De eerste klanten willen het systeem gebruiken voor parkeergarages”, vertelt directeur Marc van Mierlo. Zijn bedrijf is lid van DevLab, een netwerkorganisatie van bedrijven en studenten die zich richt op elektronica, mechatronica, software en industriële automatisering. DevLab richt zich op het internet of things, de mogelijkheden van onderlinge communicatie tussen apparaten.
Toekomstbeelden daarvan zijn er te over. Koelkasten die met de webshop van de drankenhandel ‘praten’ bijvoorbeeld. Of via internet de prijzen op de energiemarkt volgen en harder koelen als de elektriciteit goedkoop is.
Voor DevLab-directeur Lex van Gijsel staat wel vast dat het aantal objecten dat op internet wordt aangesloten ‘exponentieel’ toeneemt. Juist die grootschaligheid heeft bij DevLab geleid tot een afwijkende kijk op het internet of things, zegt Van Gijsel. Als alle communicatie via centrale servers blijft lopen, raken die overbelast.
Het besturingssysteem dat DevLab heeft bedacht, is geïnspireerd op de biologie. Van Gijsel: „Bij een zwerm vogels bijvoorbeeld is er niet éen vogel die voorop vliegt en zegt: we gaan linksaf. De richting wordt bepaald door de optelsom van individueel gedrag. Dat is weer gebaseerd op ieders waarneming. De ene vogel ziet de ander zich een stukje naar links bewegen. Uiteindelijk gaan ze allemaal dezelfde kant op.”
DevLab zoekt een oplossing in het ontwikkelen van technologie voor ‘kleine computertjes die met elkaar communiceren zonder dat je een centrale leiding nodig hebt’. Verbinding maken met internet gebeurt beperkt.
Een concreet voorbeeld waar in het DevLab-netwerk ook aan wordt gewerkt, is een zelfsturend systeem voor het bedienen van lantaarnpalen in een bepaald gebied. „Je kunt een basisverlichting instellen van bijvoorbeeld twintig procent van de capaciteit en bewegingsensoren installeren. Naarmate personen passeren, neemt de lichtintensiteit toe. Een deel van de lantaarnpalen kun je laten anticiperen op de beweging die er aan komt.”
Zo zou je ook de uitstoot van schadelijke stoffen in een gebied kunnen meten. „Als de milieubelasting te hoog is, zou je verkeersstromen kunnen herleiden naar andere wijken.”
Naar believen kunnen de lokale netwerken aan elkaar worden gekoppeld voor bundeling van informatie op een hoger niveau. Voor het meten van de uitstoot van schadelijke stoffen in een stad bijvoorbeeld. Voor dat doel moet de informatie wel via internet worden verzameld.
Aan nog een paar toepassingen wordt gewerkt. DevLab-lid Salland Electronics heeft kantoorstoelen van BMA Ergonomics uitgerust met sensoren. Ze waarborgen een ergonomisch verantwoorde houding van de gebruiker en vergaren ook informatie over de bezetting van de stoelen in een bepaalde ruimte.
Ook voor crowdcontrol bij grote evenementen zou een toepassing kunnen worden ontwikkeld. Via lokale netwerken zouden met behulp van technologie knooppunten van mensen in beeld kunnen worden gebracht.
We staan nog maar aan het begin. Marc van Mierlo werkt aan apparatuur voor het meten van luchtvochtigheid, temperatuur en CO2 in schoolgebouwen. „Ik zie in de toekomst een zelforganiserend gebouw voor me, dat zelf informatie vergaart over temperatuur, beveiliging en bezettingsgraad.”
– Scholtes, P. (2 januari 2015). Communiceren als vogels. Eindhovens Dagblad, p. 17