In het boek ‘Het Instrument, tien jaar tentoonstellingsbeleid’, dat in 1966 is uitgegeven wordt op verschillende pagina’s het belang van instrumentatie beschreven.
Door: Paul Petersen
“Nadat tijdens de Renaissance het experiment erkenning had gevonden als doorslaggevende kennisbron voor de natuurwetenschappen, had het instrumentmakers-ambacht sterk aan betekenis gewonnen. Gaf men aanvankelijk nog zeer veel aandacht aan een artistieke uitvoering, later en vooral in de 18e eeuw ging men inzien, dat technische prestaties en nauwkeurigheid bepalend waren voor de waarde van een instrument.
In dezelfde periode verplaatste het zwaartepunt zich van de individuele instrumentmakers naar de fabriek. Toch bleef het verkrijgbare instrumentenprogramma lange tijd uiterst beperkt. Rond 1860 zag een bekend chemicus als Berzelius zich bijvoorbeeld nog genoodzaakt om zelf te voorzien in zulke eenvoudige behoeften als laboratorium-statieven en trechters. Al gaf de ontwikkeling van de elektrotechniek een sterke impuls, toch bleef ook het voor de techniek beschikbare instrumentarium nog lange tijd van zeer beperkte omvang.”
“Na de oorlog bleek de situatie ingrijpend veranderd. De kring van instrumentengebruikers was voordien in hoofdzaak beperkt gebleven tot de laboratoria van universiteiten en hogescholen en een beperkt industrieel toepassingsgebied. Na 1945 werden instrumenten een onmisbaar hulpmiddel voor de industrie, waar ze niet alleen op steeds grotere schaal werden toegepast voor de beheersing van het productieproces, maar waar men nu ook zelf allerwege laboratoria inrichtte voor bedrijfscontrole en research.
Tegelijkertijd nam het wetenschappelijk onderzoek een vlucht, die weinigen voor mogelijk hebben gehouden. Naast een verveelvoudiging van de laboratoria van het hoger onderwijs groeide een organisatie als T.N.O.. Sterke impulsen werden gegeven door de snelle ontwikkelingen van de kernwetenschap en de elektronica, die niet alleen een vraag deden ontstaan naar nieuwe specifieke instrumenten, maar die anderzijds door de opening van nieuwe meetmogelijkheden bevruchtend werkten op andere gebieden. Ook in het medische vlak gingen instrumenten voor onderzoek en behandeling een veel grotere rol spelen.”
In de publicatie in 1981 ter ere van het vijfentwintig jaar bestaan van het instrument werd het belang van instrumentatie nogmaals benadrukt:
“Het is al meer dan vijf jaar geleden, dat onze branche genoemd werd als een van de speerpuntindustrieën, omdat een hoog kennisniveau hier gepaard gaat met een laag energie- en grondstoffengebruik. Het moet mogelijk zijn dat de productiekernen binnen bestaande handelsbedrijven zich gaan ontwikkelen tot echte fabriekjes. En het moet ook mogelijk zijn, dat vanuit universiteiten en technische hogescholen wetenschappers en technici het initiatief nemen op een bedrijfje op te zetten.”
In 2006 schreef de voorzitter Marcel van den Broek in het voorwoord:
“FHI bestaat per 6 april 2006 vijftig jaar. Als je net drie maanden voorzitter bent van de federatie van technologiebranches heb je op zo’n moment meer de neiging om vooruit te kijken dan om het verleden te memoreren.
Dat is wat we als organisatie bij deze mijlpaal nadrukkelijk willen blijven doen: vooruit kijken. Niettemin, om de lijnen naar de toekomst goed uit te kunnen zetten, is het voor elke organisatie goed om het besef levend te houden van waar je vandaan komt. Dat doen we met de uitgave van deze jubileumeditie van het Signalement, het verenigingsorgaan van FHI. We doen dat voor onszelf, om bij de les te blijven, maar we doen dat ook voor onze omgeving, de relaties van FHI, om weer eens het beeld neer te zetten van hoe stevig deze club is geworteld in de naoorlogse opkomst van de Nederlandse economie en technologie.”