Column Kees Groeneveld, FHI
e-totaal
Een column schrijven is altijd in zekere mate spelen met woorden. Als bepaalde woorden in zwang komen, ‘gehyped’ worden, dan zegt dat meestal iets over de tijdgeest.
In 1980, tijdens de eerste grote recessie na de Tweede Wereldoorlog, na de extreem gelukkige jaren ’60, kwam het woord ‘innovatie’ opeens in de mode. In Nederland kwam dat vooral door de Commissie Wagner. Na zijn loopbaan als president directeur van Shell leidde Gerrit Wagner een adviescommissie voor het regeringsbeleid. Zijn rapport had als titel “Een nieuw industrieel elan’ en de grote innovatie die werd voorgesteld was het loskoppelen van de ontwikkeling van de lonen van die van de uitkeringen. Het was vloeken in de linkse kerk van Den Uyl. Lubbers maakte er een paar jaar later mooie ‘no-nonsense’ sier mee.
Jarenlang hebben we het woord innovatie gekoesterd. Een succesvol toegepaste vernieuwing, dat was de definitie en dat wilde iedereen wel, voortdurend, vooral nadat Bill Gates het voor deed door een besturingsysteem dat hij kocht op licentiebasis ter beschikking te stellen aan IBM. Snel groeien en rijk worden, zie daar de associatie met innovatie. Het werd ook het toverwoord tegen stagnatie.
Zo’n woord raakt op een bepaald moment toch versleten. Vooral toen men begon te praten over ‘sociale innovatie’, misschien wel omdat de alfa’s jaloers waren op het succes van de bèta’s met hun technologische innovatie. Barack Obama maakte, nu tien jaar geleden, het woord ‘change’ modisch. Het bleek inmiddels een synoniem te zijn voor innovatie.
Veel van wat als vernieuwing werd gepresenteerd was niet meer verandering. Vaak werkt het echt, als alles op slot zit, als verstarring optreedt. Dan helpt elke verandering, zelfs via teruggrijpen op het verleden. En waarom ook niet? Het woord dat daar logischerwijs op volgt is ’duurzaamheid’. Ik heb dat eerder wel eens een synoniem voor conservatisme genoemd.
Ben ik meteen de brug over naar ‘transitie’. “Een transitie is een structurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld economie, cultuur, technologie, instituties en natuur en milieu”. Het is een mooie Wikipedia definitie. Duidelijk geen ‘revolutie’ dus. Dat woord past niet goed bij het woord ‘ontwikkelingen’. Maar het gaat wel over verandering, nog steeds.
De biotransitie, dat is waarschijnlijk de meest gehypte toepassing van het woord in onze tijd.. Eigenlijk is dat wel heel mooi. Blijkbaar hebben we redelijk door dat onze maatschappij zo complex is geworden dat vernieuwing en verandering niet zomaar op een achternamiddag geregeld wordt, zeker niet structureel.
Dat is onze tijd. Ongekende complexiteit van samenhang der dingen en zelfs van mensen, volken, landen, dat tekent onze jaren. Binnen zo’n complexiteit gaan ontwikkelingen geleidelijk, zelfs, of misschien wel juist, als we zeggen “wat gaat het toch hard allemaal, die veranderingen.”
Zitten we weer mooi in een paradox, schijnbare tegenstelling. Veranderingen gaan geleidelijk. De biotransitie zouden we wel veel sneller willen, maar nu het langzaam gaat vermijdt die traagheid misschien wel een catastrofe die zou ontstaan als we onze denkbeelden fout blijken te zijn.
Opvallend eigenlijk hoe snel we gewend zijn geraakt aan ‘nul’groei, die Wagner nog verketterde. Gewend aan nul procent rente, ja zelfs negatieve rente. We blijven baden in luxe en weelde. Intussen wordt ‘disruptie’ het hypewoord. Het gaat ons zo goed dat het bijna meer is om de kick dan om iets anders. Hoewel, in beweging blijven moeten we. De vergrijzing en verstramming slaat immers toe.
En de transitiebeweging is ook niet meer te stoppen. Volken en stammen uit een groot deel van de wereld, het zuiden en het oosten zijn in beweging, onze kant op. Dat is ook een transitie, structurele, geleidelijke verandering als resultaat van op elkaar inwerkende elkaar versterkende ontwikkelingen. Je kunt aan van alles woorden geven, maar dat betekent nog niet dat je als mensheid de toekomst in de hand hebt. Is maar goed ook.
Neemt niet weg dat we allemaal verantwoordelijk zijn voor onze individuele daden, ieder op zijn eigen plekje in de transitie.