Er worden ongeveer 170.000 kinderen per jaar gescreend. Met het hielprikonderzoek kunnen ernstige ziekten worden opgespoord. In de eerste week na de geboorte worden een paar druppels bloed afgenomen uit de hiel van het kind. De screener vangt een paar druppels bloed op op een unieke hielprikkaart. Deze hielprikkaart wordt naar het laboratorium in de regio verzonden. Het laboratorium onderzoekt het bloed op zesentwintig ernstige, zeldzame aangeboren ziekten.
Het bloed wordt zoals aangegeven opgevangen op een hielprikkaart. Deze hielprikkaart bestaat uit twee delen: de filtreerpapierstrook en het gegevensdeel. Op de filtreerpapierstrook wordt het bloed van de pasgeborene opgevangen. Op het gegevensdeel van de hielprikkaart worden de gegevens van het kind en over de zwangerschap geregistreerd. Beide delen van de hielprikkaart bevatten een identiek, uniek nummer. Dit nummer is belangrijk in het proces. Aan de hand van dit nummer weten we welk afgenomen bloed bij welk kind hoort. De nummers bestaan uit een provinciecode aangevuld met een doorlopende nummering per code. De hielprikkaart mag tot 3 jaar na uitgifte worden gebruikt.
Nadat de screener het bloed heeft afgenomen wordt de hielprikkaart via de brievenbus verzonden naar het laboratorium. Bij ontvangst in het laboratorium worden de twee delen van de hielprikaart gescheiden. De filtreerpapierstrook waarop het bloed zit wordt gebruikt voor het onderzoek. Het gegevensdeel wordt geregistreerd in database. Er worden op het lab alleen gegevens opgeslagen die van belang zijn voor de hielprikscreening.
Als de waarden van de onderzoeken bekend zijn worden deze en de gegevens van het kind en de zwangerschap via een elektronisch bericht naar het regiokantoor van het RIVM verzonden. Het unieke nummer van de hielprikaart zorgt er hiervoor dat de juiste gegevens worden gekoppeld aan het kind. Aan de hand van de waarden van de onderzoeken en de zwangerschap gegevens worden er per aandoening uitslagen bepaald. Er zijn vier uitslagen mogelijk.
- Goede uitslag;
Meestal is de uitslag goed.
- Afwijkende uitslag;
Een afwijkende uitslag van de hielprik betekent dat het kind mogelijk een ziekte heeft. Het is dan nog niet zeker dat het kind een ernstige ziekte heeft. Eerst is vervolgonderzoek in het ziekenhuis nodig. Pas daarna is duidelijk wat er precies aan de hand is.
- Extra hielprik nodig;
Dan moet de hielprik nog een keer worden afgenomen. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen als er te weinig bloed is afgenomen, of als de uitslag niet-conclusief is.
- Dragerschap sikkelcelziekte
De uitslag van de hielprik kan zijn dat een kind drager is van sikkelcelziekte. Het kind heeft dan geen sikkelcelziekte. Want dragers van sikkelcelziekte hebben geen sikkelcelziekte en kunnen de ziekte ook nooit krijgen.
Meedoen aan de hielprikscreening is vrijwillig. Deelnamegraad ligt rond de 99%
Spreker: Mandy Jansen, Accountmanager Neonatale Hielprikscreening (NHS)