Veel organisaties in Nederland werken met biologisch materiaal, waaronder ziekenhuizen, biotechnologische bedrijven en universiteiten. Daarbij gaat al decennia lang aandacht uit naar de veiligheid van de medewerkers bij blootstelling aan ziekteverwekkende micro-organismen (= Biosafety). Echter wordt na de aanslag in New York in 2001 waar brieven met antrax werden verstuurd, meer aandacht besteed aan de beveiliging van biologisch materiaal met een hoog risico. Dit materiaal kan bij misbruik een schadelijk effect teweegbrengen bij mensen, dieren of planten. De overheid wil in laboratoria naast biosafety ook aandacht voor biosecurity en is momenteel beleid hierop aan het ontwikkelen. Evelien Kampert, werkzaam als Biosafety officer bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, spreekt hierover bij de eerste lezing op 2 juni in Ede.
Biosafety beleid heeft tot doel medewerkers in laboratoria, proefdierverblijven en grootschalige productie te bescherming tegen blootstelling aan infectieuze micro-organismen. Het biosecurity programma is bedoeld om de maatschappij te beschermen, door misbruik van biologische agentia, kennis en technologieën te voorkomen. Een groot aantal maatregelen uit het biosafety beleid zijn eveneens bruikbaar om biosecurity te borgen. Maar er zijn ook tegengestelde belangen. Waar in geval van calamiteiten in laboratoria met hoog risico materiaal informatieverstrekking belangrijk is voor de opvolging door hulpverleners is anderzijds terughoudendheid geboden in het kader van security. De biosafety en biosecurity maatregelen dienen zorgvuldig te worden gewogen om uiteindelijk te komen tot een veilige werkomgeving voor zowel de medewerkers als ook de maatschappij.
Meld u aan voor een bezoek.