Met analoge schakelaars is het mogelijk om een uitgangsignaal te krijgen evenredig aan de positie van het bedienelement. Er zijn vier mogelijke uitgangsignalen. Twee uitvoeringen met stroomuitgang (0-20 mA en 4-20 mA) en twee uitvoeringen met spanningsuitgang (0-5V en 0-10V). Daarnaast beschikken de schakelaars over een instelbare PNP-signaleringsuitgang. Deze uitgang schakelt bij een vooraf ingestelde positie van het bedienelement en kan naderhand onbeperkt worden gewijzigd. Zowel voetschakelaars en positieschakelaars zijn verkrijgbaar met de analoge schakeltechniek.
Analoge voetschakelaars:
Bij het gebruik in een voetschakelaar wordt de waarde van het analoge signaal afhankelijk van de mate waarin het pedaal is ingedrukt. Een mogelijke toepassing is om het pedaal als toerentalregelaar van een motor te gebruiken. Het PNP-signaal kan bijvoorbeeld worden gebruikt als veiligheidssignaal.
Analoge positieschakelaar:
Toepassing in positieschakelaars maakt het nu mogelijk om nauwkeurig de positie van het bedienelement te bepalen. Als voorbeeld kan dit de positie van een beschermkap of klep zijn, die wordt doorgegeven aan een PLC waarna een voorwaardelijke sturing kan plaatsvinden. Het PNP-signaal kan dan bijvoorbeeld de kritische positie aangeven.