FHI staat voor Federatie Het Instrument en is in 1956 opgericht om voor instrumentatie een eigen beurs te organiseren. De waarde van metingen is vanaf het begin duidelijk.
Volgens mij weet ieder weldenkend mens dat je zonder de instrumentatie, sensoren of testtechnologie (het maakt niet uit hoe je iets noemt, denk ik) geen functionerende toepassingen hebt. Zonder meet- en regeltechniek werkt geen fabriek, zonder een netwerk aan sensoren rijdt geen auto en zonder KWh-meters weet je niet welke energie je verbruikt.
Metingen geven in data de waarheid weer.
Laten we dus niet dit soort uitspraken vertroebelen met ‘alternatieve feiten’, ‘maar kan je zo’n meting wel vertrouwen?’ of ‘lies, damned lies and statistics’. Natuurlijk moeten de principes kloppen, kalibraties gedaan worden en moet je instrumenten met elkaar vergelijken. Dat willen technici vanaf het begin, omdat ze gewoon dingen willen laten werken.
Als we een aantal jaren discussies hebben over stikstofdepositie, klimaatverandering en luchtvervuiling, dan vraag ik me af waarom de complexiteit van deze discussies niet beter opgevangen wordt met de duidelijkheid van metingen, analyses en conclusies?
Enkele jaren geleden mocht ik in Delft presentaties volgen over onderzoeken van wetenschappers, die vanaf de eerste slide verdeeld werden in ‘believers’ en ‘non-believers’ met betrekking tot klimaatverandering. Dat is in mijn ogen wel grappig. We geloven al enkele eeuwen in de rationele waarheid van onderzoek, maar blijkbaar geloven sommige mensen de ene kant meer dan de andere kant.
Als u hoort dat er 43 meetlocaties van het RIVM zijn, die stikstofoxide in de lucht meten, dan vindt u het vast ook leuk om te weten dat de raceauto van Max Verstappen ongeveer 1.500 sensoren bevat. Dan zou ik toch ook gokken, dat een gemiddelde chemische fabriek nog wat meer instrumenten gebruikt, om alles veilig en effectief te laten verlopen.
Je kunt ook gewoon meten om de expertise voor het algemeen nut in te zetten.
Paul Petersen, directeur FHI