Het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is in recordtijd opgetuigd. De professionals uit ministeries, de zorg en het bedrijfsleven hebben daarin hun krachten verenigd. FHI, federatie van technologiebranches, en specifiek de branche Medische Technologie, vervulde daarbij een voortrekkersrol. FHI-voorzitter Willem van Raalte kijkt vol trots terug op de oprichting van het LCH en de behaalde resultaten, maar ziet ook lessen die we uit de coronacrisis kunnen trekken.
Door: Dimitri Reijerman
In december 2019 werd het coronavirus voor het eerst ontdekt in de Chinese stad Wuhan. Inmiddels had Covid-19 zich sinds begin 2020 als een olievlek over de wereld verspreid, met vergaande gevolgen. In deze eerste maanden van een nieuw decennium werd volgens FHI-voorzitter Willem van Raalte, tevens als CEO werkzaam bij Da Vinci Laboratory Solutions, al alarm geslagen binnen de branche Medische Technologie. De kiem voor een Landelijk Consortium Hulpmiddelen was al snel gelegd. Daarna kwam de hausse, toen ze in tien dagen tijd ziekenhuizen begonnen te bouwen. Toen werd duidelijk dat het een serieus virus was.”
Onrust in de markt
Er ontstond in die eerste twee maanden roering bij de leden: “Mensen werden hier toch ongerust, vooral in de medische hoek. Vanuit de branche Medische Technologie kwamen al geluiden als: luister, als het coronavirus hierheen komt, dan hebben we een serieus probleem. Dan zijn er tekorten.”
Vervolgens werd dit probleem door Luc Knaven vanuit Medische Technologie bij het Federatiebestuur van FHI gerapporteerd. Van Raalte vertelt: “We zijn een inventarisatie op gaan stellen. Het probleem schaalde en schaalde maar op, de urgentie werd steeds duidelijker. Die inventarisatie hebben we namens FHI Medische Technologie naar het ministerie van VWS gestuurd. Zo waren we ook bij alle overleggen over dit onderwerp betrokken. In de tweede week van maart is besloten dat dit centraal geregeld moest worden, via een vergaande samenwerking.”
Maar na deze vaststelling moest er nog veel geregeld worden voordat het LCH zijn werk kon starten. Zo waren er enkele randvoorwaarden, vertelt de FHI-voorzitter: “Toen kwam eerst de vraag, waar kunnen we LCH huisvesten? Het idee was om dat op een rustige plek te doen, die niet teveel in het oog springt. Het LCH wilde in alle rust opereren, want er zou centraal worden ingekocht. Dus er moest een organisatie worden opgetuigd. Dat heeft toen een enorme vlucht genomen. Het dagelijkse bestuur van FHI had op 20 maart besloten: jullie zijn welkom in ons pand in Leusden. Drie dagen later waren er al 100 tot 110 mensen actief in het kantoor: bellend, mailend en organisatiestructuren optuigend.”
Productie en ontwikkeling in eigen land
Naast een centrale inkoop voor de import van medische hulpmiddelen vanuit met name Azië, gebeurde er veel meer binnen de LCH-organisatie: er werd gekeken naar wat Nederlandse ondernemers zelf kunnen produceren en ontwikkelen. “Er is toen ook een werkgroep Productie NL opgericht, waar ik zelf zitting in heb genomen”, vertelt Van Raalte. “Deze werkgroep richtte zich op de productie van beademingsapparatuur, jassen en mondkapjes. Kortom alle hulpmiddelen die moeilijk te verkrijgen zijn. Doel is om zo minder afhankelijk van het buitenland te worden.” Vraagstukken daarbij zijn of dit het beste centraal of decentraal georganiseerd kan worden en welke rol de Nederlandse productie van beschermingsmiddelen in de aanleg van de’ijzeren voorraad’van beschermingsmiddelen kan spelen.
Bij de werkgroep Productie NL zijn resultaten geboekt, zegt Van Raalte: “Aan de productiekant, bij Demcon, zijn vijfhonderd beademingsmachines besteld en goedgekeurd. Die worden nu geleverd. De Universiteit Delft heeft met de Air One een eigen apparaat ontwikkeld. En last but not least: er zijn inmiddels drie bedrijven die in ons land mondmaskers produceren. FFP2-maskers, die op de IC’s gebruikt kunnen worden. En dat schalen we op naar zo’n 2 miljoen stuks per week medio eind mei."
Vol trots
De FHI-voorzitter kijkt meer dan tevreden terug op deze eerste periode: “Ik ben waanzinnig trots op wat hier is neergezet en hoe we ons als FHI hebben opgesteld in deze unieke samenwerking. We zijn beretrots dat we dat mogen faciliteren en dat we mee mogen denken. Maar ik ben vooral trots op het feit dat dit laat zien wat FHI is. FHI is de verbindende factor in de technologie. Daar hoort Medische Technologie ook bij. Het blijkt dus dat die verbinding zo ver reikt in de keten dat dat niet alleen inkooptechnisch een belangrijke rol speelt, maar ook in de productie.”
Op de vraag welke veranderingen in de verschillende technologische branches zullen blijven hangen als de coronacrisis is gepasseerd, zegt Van Raalte: “We gaan dingen straks anders doen. De politiek speelt daar een vooraanstaande rol in, maar ook de branche Medische Technologie kan daar een belangrijke rol in spelen. De productie van mondkapjes zijn business modellen die we door de coronacrisis in ons land hebben verkregen. Daar liggen enorme kansen voor technologische bedrijven om dat weer terug te halen naar hier. En persoonlijk ben ik er van overtuigd dat we straks wel bereid zijn om meer te betalen als deze producten hier geproduceerd wordt. Ik hoop dat dat de bijvangst zal zijn.”