Interview met Ronald de Niet, algemeen directeur Hycult Biotech b.v.
In de rol van uw razende reporter, altijd ter plekke ‘where it’s hot and happening’, voer ik regelmatig prettige gesprekken. Zelden echter lagen mijn gesprekspartner en ik vanaf het eerste moment al in een deuk. Met Ronald de Niet van Hycult Biotech b.v. was dat na ongeveer 30 seconden het geval. Grappige man. Maar ja, antilichamen die worden bewaard in kankercellen, dat klinkt minder grappig, vindt u niet?
Inderdaad, Hycult Biotech doet in antilichamen. Voor wie tijdens de biologieles niet heeft opgelet: antilichamen zijn eiwitten die het lichaam aanmaakt wanneer het stoffen – antigenen – detecteert die daar niet thuishoren. Denk aan virussen en bacterieën. De antilichamen die Hycult Biotech produceert vinden hun weg naar klanten in de medische sector, waaronder farmaceutische bedrijven, universiteitsziekenhuizen en bio-onderzoekscentra. Om precies te zijn: naar de laboratoria aldaar die ze gebruiken voor onderzoeksdoeleinden. Niet voor klinische en therapeutische toepassingen dus. Althans, vooralsnog niet. Research Use Only. ‘Zo zo, behoorlijk specialistische business’, hoor ik u denken. ‘Moet je vast zelf ook iets van farmaceut, bioloog of onderzoeker voor zijn om zo’n bedrijf te kunnen runnen.’ Nou, niet per se. Als weg- en waterbouwkundige gaat je dat ook prima af, nietwaar, Ronald? “Best wel.”
Want je dacht op een gegeven moment: weg met dat water, ik ga in de antilichamen? “Eigenlijk wel. Kijk, het zit zo: Hycult Biotech is ooit – na een lange en roerige aanloop – door mijn vader opgericht. Na mijn afstuderen heb ik er een jaartje in meegedraaid om het te proberen, maar ik kon er eerlijk gezegd niet echt warm voor lopen. Ik wilde mijn eigen ding doen. Dus koos ik voor een carrière in de weg- en waterbouw. Om er zo’n twintig jaar later, mijn interesse was ondertussen behoorlijk aangewakkerd, terug te keren. Ondertussen heb ik het stokje van mijn vader overgenomen en mag ik mezelf algemeen directeur noemen.”
Een lange roerige periode?
“Nogal ja, daar zouden ze een soap omheen kunnen schrijven. Ik zal je de details besparen, maar als ik zeg: woninginrichter, meubelverkoper, bedrijfsleider van een bedrijfje in diergeneesmiddelen, een faillissement, directeur van een bedrijf in weefselkweekproducten, oprichter van Sanbio, de eerste in de Benelux gespecialiseerd in antilichamen, dan heb je een beetje een idee langs welke wegen en afgronden mijn vader is gescheerd voor hij Hycult Biotech had staan.”
En dat doet het nu: staan? “Als een huis. We produceren en leveren wereldwijd antilichamen aan de medische sector en we realiseren groei. Een langzame groei weliswaar, maar dat heeft veel te maken met de nichemarkt waar we in zitten. Moet ik je misschien even uitleggen. In het medische veld waarin onze klanten zich bevinden worden in principe twee afweertypen tegen ziekteverwekkers onderscheiden: verworven, adaptieve, en aangeboren, innate, immuniteit. Op dat laatste terrein zijn wij voornamelijk actief en staan we bekend als een autoriteit. Een specialist die zich onderscheidt op grond van kwaliteit en service. Ondanks dat de concurrentie behoorlijk is toegenomen de laatste jaren, is de aangeboren immunologie nog steeds een erg interessante markt voor ons.”
De antilichamen die jullie produceren zijn voor Research Use Only, nietwaar?
“Precies. Om je een beetje een inkijkje te geven in die producten en processen, en daarmee in ons businessmodel: er worden voortdurend nieuwe, specifieke antilichamen ontdekt. Bij die ontwikkelingen zitten wij voortdurend vooraan en wegen we telkens de risico’s en kansen af: stappen we in of stappen we niet in. Daarbij komen allerlei factoren kijken. Bijvoorbeeld of het antilichaam überhaupt wel te reproduceren is. Wat voor afspraken er gemaakt kunnen worden met de onderzoeker of universiteit. En natuurlijk of de commerciële vooruitzichten gunstig zijn.
Het laat zich raden dat het onvermijdelijk is dat we ook wel eens in een doodlopende weg investeren. Aan de andere kant, het komt eveneens voor dat een antilichaam na vier jaar op de plank gelegen te hebben opeens begint te lopen. It’s all in the game. Antilichamen zijn de belangrijkste, maar niet de enige producten die wij leveren. We brengen namelijk ook ELISA-kits op de markt.”
Oh ja? Wat leuk, voor de kinderen, poppen!
“Wat…?”
Eliza Doolittle, My Fair Lady…? “Eh, nee... ELISA staat voor Enzyme-Linked ImmunoSorbent Assay. Wat zoveel betekent als een methode waarmee eiwitten kunnen worden opgespoord. ELISA-kits zijn feitelijk in vitro diagnostische tests waarmee het type ontsteking dat antilichamen activeert buiten het lichaam – vandaar in vitro – kunnen worden vastgesteld. De research-kits die wij op de markt brengen zijn ISO9001 gecertificeerd. De afgelopen jaren hebben wij ons ook voor ISO13485 gecertificeerd. Daardoor kunnen wij ook ELISA-kits ontwikkelen, produceren en verkopen aan de diagnostische markt. Top of the bill dus.”
Nieuwe producten, nieuwe kansen?
“Jazeker, het ontwikkelen, produceren en vermarkten van ELISA kits conform ISO13485 biedt ons meer dan alleen een business opportunity. Het leert ons veel ten aanzien van het aspect kwaliteit, de backbone van onze organisatie. In die zin is het sowieso een goed besluit geweest om ons op dit pad te wagen. Dus wat betreft kansen, die zijn er wat betreft ELISA-kits zeer zeker. De markt is groter dan de concurrentie, zal ik maar zeggen. Daarnaast zijn we aan het overwegen om ons richting farmaceuten en biotechbedrijven beschikbaar te stellen voor onder andere contract manufacturing en contract development. We zijn dusdanig goed geoutilleerd en ervaren dat we ook op dat gebied kansen zien. Als aanvullende activiteit uiteraard.”
Over de concurrentie gesproken, jullie zitten in de voorhoede en worden dus in de gaten gehouden. Niet bang voor plagiaat?
“Nee, niet echt. In principe zou het kunnen, maar met het oog op kosten en complexiteit is het niet waarschijnlijk. En als het toch gebeurt – meestal ergens in het verre oosten – dan valt de kwaliteit doorgaans zo tegen dat het nauwelijks een bedreiging genoemd kan worden. Althans, tot dusverre is dat niet het geval geweest.”
Aha, het buitenland, laten we het daar over hebben. Jullie leveren wereldwijd, maar hebben geen vestigingen buiten Nederland. Hoe houden jullie contact en voeling met de lokale markten?
“Nou, aan ons netwerk zal het niet liggen. We onderhouden contacten met researchers over de hele wereld, waarmee we voortdurend inzichten uitwisselen ten aanzien van kennis en kwaliteit.
Daarnaast nemen wij regelmatig deel aan ‘grants’. Dat zijn internationale fondsen die door organisaties, instellingen en overheden worden toegekend aan onderzoeksprojecten waarin meerdere partijen, denk aan universiteiten en bedrijven, samenwerken. Op die manier houden we de vinger aan de pols. Maar natuurlijk ook via congressen, beurzen en onze distributeurs. Daarvan hebben wij er twee die direct aan ons verbonden zijn, één in Duitsland en één in de USA, beide behoren tot onze belangrijkste marktgebieden. Daarnaast laten we ons door externe agentschappen vertegenwoordigen in de rest van de wereld.”
Jullie opereren echt op het snijvlak van techniek en commercie heb ik het idee. Dat vraagt om een speciaal type medewerker lijkt me.
“Klopt. Onze voorkeur gaat uit naar duizendpoten. Naar technische mensen, van MLO’ers tot PhD’s, als het even kan met een commerciële inslag. Zijn niet makkelijk te vinden, kan ik je vertellen.
Niet dat we voortdurend vacatures hebben, onze mensen blijven gelukkig vrij lang bij ons, maar wellicht dat ik via FHI nog eens contacten opdoe die daar een rol in kunnen spelen.”
Maar ik neem aan dat de techniek prevaleert.
“Uiteindelijk wel ja. Wat ik al zei, kwaliteit is onze backbone. Het kweken, controleren, testen, vermenigvuldigen en conserveren van antilichamen en het ontwikkelen en produceren van ELISA-kits is een uitermate specifieke bio-technologische aangelegenheid die bijzonder nauw luistert.”
Dat begrijp ik. Wat moet ik me erbij voorstellen?
“Het volgende: de moeder-cellen worden opgeslagen in speciale containers waar ze onder ijzige condities worden bewaard. Mind you, het betreft zeer delicaat, levend materiaal dat we, nadat het ontdooid is, met de nodige aandacht opkweken en net zo lang in optimale conditie moeten zien te houden totdat er voldoende, kwalitatief goede antilichamen zijn geproduceerd. Na een aantal stappen, denk aan filtering en zuivering, ondergaat het halffabricaat een opwerkproces, waardoor het langer houdbaar en behandelbaar wordt. Dat is dus wat wij uiteindelijk leveren: de antilichamen. Die slaan we op, gebruiken we voor de ontwikkeling en productie van ELISA-kits of sturen we door naar onze opdrachtgevers. Met het blote oog is het trouwens haast niet te zien. Het is slechts een heel klein beetje poeder of een paar honderd microliter vloeistof in een hele kleine capsule. Dat is het.”
En die containers, hoe werken die?
“Dat zijn sterk geïsoleerde opslagtanks van zo’n zestig centimeter hoog met vloeibare stikstof, waarin de cellen op circa -190ºC worden opgeslagen. Wat je wellicht interessant vindt om te weten: de cellen waarin we de antilichamen bewaren, zijn gefuseerd met kankercellen. Deze gefuseerde cel wordt ook wel een hybridoma genoemd. Een kankercel blijft namelijk doorgaans veel langer in leven en zijn beter reproduceerbaar. Gewone cellen gaan eerder dood.”
Ew… eng!
“Eng? Kijk je wel eens naar The Walking Dead?”
Eh, ja…
“Dat is pas eng! Gaat trouwens ook over antilichamen. Maar dan anders.”