In veel firma’s worden nieuw ontwikkelde componenten en systemen getest volgens bestaande normen, standaarden of richtlijnen. Op zich is dit prima, echter in veel gevallen is relatie tussen de test standaard en het werkelijke gebruik door de eindklant niet (meer) beschikbaar. Ook is in veel gevallen de test eenduidig omschreven, alsook de inspectie criteria, maar hoeveel producten er getest moeten worden wordt niet altijd voorgeschreven. Ook is niet duidelijk wat de te verwachten betrouwbaarheid van het product is na afronding van deze “success run” type testen.
Voor “standaard” producten hoeft dit geen probleem te zijn, echter bij speciaal ontwikkelde producten, vaak met nieuwe functies, kan het zijn dat de standaard niet voldoende is. Ook als er een minimale betrouwbaarheid voor de klant aangetoond dient te worden wordt deze manier van testen een probleem. Verder worden bepaalde faalmechanismen niet meegenomen in de standaard “Environmental testing”, welken uiteindelijk tot problemen bij de klant kunnen leiden.
Aan de hand van een goed uitgevoerde Design-FMEA wordt het duidelijk welke faalmechanismen er in het product kunnen optreden. Deze kunnen gespiegeld worden aan de standaard testen. Als blijkt dat de standaard testen niet alle faalmechanismen afdekken is het noodzakelijk om hiervoor specifieke testen te ontwikkelen. Voor een vertaling van het werkelijke gebruik (“user profile”) naar de testomgeving is begrip van de “Physics of Failure” van groot belang om de gewenste testopstelling en versnellingsfactoren te kunnen definiëren. Hoeveel producten en hoe lang deze getest moeten worden om een bepaalde betrouwbaarheid aan te tonen is op diverse manieren statistisch te onderbouwen.
Ronald Schop, Holland Innovative